Bron: Salaris Vanmorgen 7 augustus 2023
Niet in strijd gehandeld met re-integratieplichten – loonstops onterecht
Geen redelijke instructies van werkgever. Werknemer heeft niet in strijd gehandeld met zijn re-integratieverplichtingen. Loonstops onterecht. Ontslag op staande voet vernietigd.
Volgens de kantonrechter is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Er is geen dringende reden. Daarom wordt het ontslag op staande voet vernietigd.
Nu de werknemer niet in strijd heeft gehandeld met zijn re-integratieverplichtingen zijn de loonstops door de werkgever dan ook onterecht. Dit betekent dat het achterstallige loon wordt toegewezen. Gelet op de vernietiging van het ontslag op staande voet heeft de werknemer ook recht op doorbetaling van zijn salaris.
Ontslagbrief
In de ontslagbrief van 28 februari 2023 staan de redenen voor het ontslag op staande voet.
Uit de ontslagbrief blijkt dat de redenen voor het ontslag op staande voet zijn gelegen in het onvoldoende meewerken aan de re-integratie door de werknemer. De werknemer voert aan dat hij gezien zijn medische/psychische situatie zoveel als mogelijk heeft meegewerkt aan zijn re-integratie.
Instructies werkgever medisch gezien niet haalbaar
De opbouwschema’s zoals door de werkgever opgesteld waren niet in lijn met de adviezen van de bedrijfsarts. De instructies van de werkgever waren medisch gezien niet haalbaar en daarom niet redelijk.
Geen redelijke re-integratievoorschriften
Bij de beantwoording van de vraag of de werknemer onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn re-integratie en of hij redelijke re-integratievoorschriften heeft geschonden komt veel gewicht toe aan wat de bedrijfsarts heeft geadviseerd. De kantonrechter oordeelt dat in dit geval geen sprake is geweest van redelijke re-integratievoorschriften van de werkgever en licht dat als volgt toe.
Advies bedrijfsarts: wekelijks 1 uur per werkdag opbouwen
De werknemer is voor het eerst door de bedrijfsarts gezien op 23 november 2022. De bedrijfsarts constateert dat de werknemer arbeidsongeschikt is voor de volledige urenomvang. Hij adviseert om wekelijks 1 uur per werkdag op te bouwen. Op het moment dat er 4 dagen van 8 uur wordt gewerkt door de werknemer kan de woensdag worden opgebouwd met een halve dag.
Opbouwschema komt niet overeen met advies werkgever
De werkgever stuurt op 24 november 2022 op basis van dit advies een opbouwschema aan de werknemer. Dit schema komt niet geheel overeen met het advies van de bedrijfsarts. Het schema gaat namelijk al in week 49 uit van een halve dag werken op woensdag, terwijl dan op de andere dagen nog maar tot 6 uur per dag is opgebouwd.
Bedrijfsarts: wekelijks schema evalueren
Volgens de bedrijfsarts moet het schema bovendien wekelijks opnieuw worden geëvalueerd. De leidinggevende heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij meerdere keren een evaluatie heeft gehad met de werknemer. Dit wordt door de werknemer betwist en blijkt verder nergens uit. Integendeel.
Werkgever wil niet over schema praten
Uit de e-mail van 29 november 2022 van de werkgever blijkt dat de werkgever ondanks een verzoek van de werknemer niet eens bereid was om over het schema te praten (“ Je wilde over het schema praten maar dit laat ik graag aan de experts over die dit laatste schema hebben opgesteld als haalbaar. Ik wil je verzoeken deze ook na te komen. ”) Niet gebleken is dus dat het schema/de re-integratieactiviteiten (wekelijks) zijn geëvalueerd. Dat is wel belangrijk, omdat op die manier moest worden bepaald of het schema wel haalbaar was voor de werknemer en er zo nodig kon worden bijgesteld.
Niet in staat om te werken
De werknemer heeft na 24 november verschillende keren bij zijn leidinggevende aangegeven dat hij niet in staat was om te werken. Dit had voor de werkgever des te meer reden moeten zijn om het schema opnieuw te evalueren. de werkgever doet het voorkomen alsof het schema in beton is gegoten en er standaard iedere week meer uren kunnen worden gewerkt. De bedrijfsarts benadrukt juist dat het een richtlijn is en de urenopbouw sneller of langzamer kan gaan afhankelijk van het herstel.
Forse stagnatie in herstel en toename klachten
Op 3 januari 2023 heeft de werknemer opnieuw contact gehad met de arbodienst. De werknemer geeft aan dat er een forse stagnatie is in zijn herstel en toename van klachten. Om die reden is hij vervroegd uitgenodigd voor een afspraak met de bedrijfsarts.
Uren naar beneden bijgesteld
Naar aanleiding van een spreekuurcontact tussen bedrijfsarts en de werknemer op 23 januari 2023 heeft de bedrijfsarts de uren waarop de werknemer zou kunnen re-integreren naar beneden bijgesteld. Hij adviseert de werknemer aangepast werk op kantoor te laten verrichten, zonder klantcontact, voor 1 a 2 dagen per week van 3 à 4 uur per dag. Wekelijks moet worden geëvalueerd of de werknemer 1 uur per werkdag kan opbouwen.
Werkgever niet eens met advies
De werkgever vindt dit kennelijk geen goed advies en schrijft hierover in het bijgestelde plan van aanpak: “Dit advies past niet bij de diagnose van een energetische beperking. Hierom het advies aangepast naar een verspreiding over meerdere dagen.”
Nieuw opbouwschema
De werkgever stuurt op 8 februari 2023 aan de werknemer een nieuw opbouwschema. Het schema start in week 5 van 2023 met 2 dagen van 4 uur. In week 6, 7 en 8 komt er iedere week een dag bij, in plaats van het door de bedrijfsarts geadviseerde uur per dag. De leidinggevende heeft ter zitting verklaard dat hij dit zo besproken heeft met de bedrijfsarts en dat het re-integratieadvies door de bedrijfsarts is bijgesteld, maar dit wordt door de werknemer betwist en blijkt nergens uit.
Geen redelijke instructies
De werkgever is uitgegaan van opbouwschema’s die niet in overeenstemming zijn met de adviezen van de bedrijfsarts. Hij heeft de schema’s zelf opgesteld en niet geëvalueerd met de werknemer. De werknemer heeft meerdere keren aangegeven niet in staat te zijn om te werken in verband met zijn (toegenomen) klachten. Dit had voor de werkgever aanleiding moeten zijn om met de werknemer in gesprek te gaan over de opbouwschema’s, zodat kon worden bepaald of ze wel haalbaar waren voor de werknemer. De werkgever stond hier niet voor open.
Onterechte loonstops
Omdat de werkgever strak heeft vastgehouden aan eigen re-integratieschema’s, die niet in lijn waren met de adviezen van de bedrijfsarts, is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is geweest van redelijke instructies in de zin van artikel 7:660a BW. De conclusie is dat de werknemer niet in strijd heeft gehandeld met zijn re-integratieverplichtingen en sprake is geweest van onterechte loonstops.
Duidelijker communiceren over aan- en afwezigheid
De kantonrechter heeft begrip voor het standpunt van de werkgever dat de werknemer op bepaalde momenten duidelijker had kunnen communiceren met de werkgever, ook over zijn aan- en afwezigheid. Zo was hij op 27 februari 2023 niet aanwezig zonder zich af te melden. Ook kwam het voor dat de werknemer zich pas laat in de middag afmeldde voor werkzaamheden, terwijl het verzuimreglement bepaalt dat hij zich voor 08:30 uur moest afmelden bij zijn leidinggevende. De kantonrechter kan zich voorstellen dat deze omstandigheden het re-integratieproces voor de werkgever lastiger hebben gemaakt. Zoals echter hiervoor is geoordeeld, is geen sprake geweest van redelijke instructies.
Veel druk op werknemer met psychische klachten
Verder heeft de werkgever met een veelheid aan e-mails en de loonstops veel druk uitgeoefend op de werknemer, die forse psychische klachten ondervond na de zelfmoord van zijn broer. De huisarts heeft de werknemer verwezen naar een GZ psycholoog, die heeft verklaard dat sprake is van somberheids- en trauma gerelateerde klachten, waarvoor EMDR en cognitieve gedragstherapie zijn ingezet. De diagnose die is gesteld door de psycholoog is een persisterendepressieve stoornis en posttraumatische stressstoornis.
Vernietiging ontslag op staande voet
In de gegeven omstandigheden is een ontslag op staande voet dan ook niet gerechtvaardigd. Gelet op het voorgaande is er geen sprake van een dringende reden. De verzochte vernietiging van het gegeven ontslag op staande voet wijst de kantonrechter daarom toe.
Loon over november 2022
De werknemer stelt dat hij over de maand november 2022 recht heeft op een bedrag van € 45,46. Dit is door de werkgever niet betwist, zodat dit bedrag wordt toegewezen.
Loon over december 2022 tot en met april 2023
Per mail van 16 december 2022 en per brief van 31 december 2022 heeft de werkgever loonstops aangekondigd in verband met niet/onvoldoende meewerken aan zijn re-integratieverplichtingen, over de uren die hij niet heeft gewerkt. De werknemer vordert het achterstallige loon over de verschillende loonstops.
Deskundigenoordeel
Het meest verstrekkende verweer tegen deze loonvordering is dat de werknemer niet beschikt over een deskundigenoordeel van het UWV over zijn loonvordering. Dit verweer wordt verworpen.
De ratio van de verplichting van het moeten overleggen van een deskundigenoordeel bij een loonvordering als de onderhavige, is het voorkomen van onnodige procedures. Kort gezegd het oplossen van het conflict over de vraag of recht bestaat op loon tijdens ziekte, zonder dat de rechter hoeft te worden ingeschakeld. Dat stadium is gepasseerd door het ontslag op staande voet, waardoor de werknemer is gedwongen om tijdig de onderhavige procedure te starten (in verband met de vervaltermijn), waarin hij zowel het loon over de periode na het ontslag op staande voet als ook het loon over de loonstops verzoekt.
De kantonrechter is van oordeel dat het overleggen van een deskundigenoordeel in de gegeven omstandigheden in redelijkheid niet van de werknemer kan worden gevergd.
Achterstallig loon toegewezen
Hiervoor is vastgesteld dat de werknemer niet in strijd heeft gehandeld met zijn re-integratieverplichtingen. De loonstops door de werkgever zijn dan ook onterecht. Dit betekent dat het achterstallige loon vanaf december 2022 tot 28 februari 2023 wordt toegewezen.
Doorbetaling salaris
Gelet op de vernietiging van het ontslag op staande voet op 28 februari 2023 heeft de werknemer ook daarna recht op doorbetaling van zijn salaris. De gevorderde bedragen zijn door de werkgever niet betwist, zodat deze bedragen worden toegewezen.
Vakantietoeslag
de werknemer stelt dat hij recht heeft op € 642,76 bruto aan vakantietoeslag. Dit is door de werkgever niet betwist. De werkgever wordt veroordeeld om dit bedrag aan de werknemer te betalen.
Vergoeding voor niet genoten vakantiedagen
De werknemer stelt dat hij recht heeft op € 389,70 bruto aan vergoeding voor niet genoten vakantiedagen. Dit is door de werkgever niet betwist. De werkgever wordt veroordeeld om dit bedrag aan de werknemer te betalen.
Transitievergoeding
Gelet op wat hiervoor is geoordeeld is de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig geëindigd door het ontslag op staande voet. De arbeidsovereenkomst is alsnog van rechtswege geëindigd door het verstrijken van de bepaalde tijd op 30 april 2023.
Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer is geen sprake geweest, zoals blijkt uit wat hiervoor is overwogen. Dit betekent dat de werkgever aan de werknemer de transitievergoeding verschuldigd is. De werknemer heeft onweersproken aangevoerd dat de transitievergoeding € 760,50 bruto bedraagt. De werkgever wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de werknemer .
Wettelijke verhoging en wettelijke rente
De kantonrechter ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding de wettelijke verhoging over het salaris, de vakantietoeslag en de niet genoten vakantiedagen te matigen tot 25%. De verzochte wettelijke rente over het salaris, de vakantietoeslag, de niet genoten vakantiedagen en de transitievergoeding is eveneens toewijsbaar.
Verstrekking bruto-nettospecificatie
De werkgever wordt veroordeeld tot verstrekking van een schriftelijke bruto-nettospecificatie waarin de in deze procedure toegewezen bedragen zijn verwerkt. De gevorderde dwangsom wordt afgewezen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan deze veroordeling een dwangsom te verbinden, omdat de werkgever in het verleden steeds loonspecificaties heeft verstrekt en er geen signalen zijn dat de werkgever dit nu niet zou doen.
Proceskosten
De werkgever krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 11 juli 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:5943